
Er was eens een zeepjeswinkel en het slechte plan om de zeepjeswinkel in te lopen. ‘Het moet toch overduidelijk zijn dat dit een slecht plan is’, sputteren Epke en ik nog tegen, omdat uit het gemarcheer van Dodo recht op zijn doel af blijkt dat het niet een duidelijk voor zichzelf sprekend feit is.
Helaas voor ons speelt zijn selectieve doofheid plotseling op, en hij staat al in de winkel voor we onze tegenargumenten goed en wel de groep in kunnen gooien.
De man achter de toonbank heeft duidelijk in geen maanden meer een klant over de vloer gehad, en bij het zien van maar liefst drie argeloze slachtoffers begint een vastberadenheid in zijn ogen te gloeien die ieder normaal mens rechtsomkeert zou doen maken. Een normaal mens – maar niet Dodo. Het is niet voor niets dat er nog maar één Dodo over is in deze wereld.
‘Kan ik jullie ergens mee van dienst zijn?’ Epke begint heftig met haar hoofd te schudden, en ik probeer vriendelijk glimlachend zo onopvallend mogelijk achterwaarts de winkel te verlaten, maar Dodo is vastbesloten. Binnen korte tijd zijn we omringd door stapels zeep, die helaas dusdanig tactisch zijn opgesteld dat de uitgang onbereikbaar is geworden.
Alle verschillende obscure ingrediënten van iedere soort zeep worden uitvoerig besproken.
‘Wacht, ik zal jullie even insmeren!’
Epke realiseert zich te laat dat ze in de gevarenzone staat. Met een stuk mediterrane kruidenzeep inclusief olijfboomwortelextract in de aanslag wordt ze vastgegrepen.
‘Ik ben allergisch voor zeep!’ piept Epke. ‘Echt! Álle soorten zeep! Heel onsmakelijke uitslag! Besmettelijk!’ Het helpt niet. Al snel ruikt Epke naar een muf Grieks kerkje.
Dan ziet Dodo het prijskaartje dat aan de zeep bungelt. Al zijn enthousiasme verdwijnt als sneeuw voor de zon. ‘Wat?! Van één zeepje kun je ook voor een week de kapperskosten van Trump betalen!’ Beledigd draait hij zich om en kegelt zonder pardon met het zeepje wat hij vastheeft de stapel om die de ingang blokkeert.
Ik ruik nog drie dagen naar mierzoete zeep. Het was geen goed plan.