
Ik wil niet opscheppen, maar mijn achtertuin is door veel vogels zeer geliefd. Eitje, dacht ik dan ook toen ik in januari zag dat de vogeltelling er weer aan kwam. Ik zou dat gemiddelde in Nederlandse achtertuinen wel even omhooghalen.
De tijdlimiet van een half uur was waarschijnlijk speciaal voor mij ingesteld, om ontmoediging van de rest van Nederland te voorkomen. Gewapend met verrekijker, notitieboek, en twee vogelgidsen (voor de sfeer, want uiteraard totaal overbodig voor een professional als ik) ging ik er eens goed voor zitten. Het was zondag, mooi weer, er lagen verse zaadjes en broodkruimels klaar op diverse strategische plekken door de tuin. Kortom, niets hield ze tegen. Niets. Het is heel belangrijk om te benadrukken dat er echt helemaal niets was wat vogels mogelijkerwijs kon weerhouden om gewoon te doen wat ze normaal ook deden.
Op het moment dat ik de timer voor dertig minuten in liet gaan, streken er een koolmees en een pimpelmees neer. Dat was een goed teken, dacht ik tevreden. De koolmees – die sinds Rutte 3 Wouter was gedoopt – hipte wat heen en weer, maar leek zich toen te herinneren dat hij iets heel belangrijks moest doen in een tuin verderop en vertrok, en ook de pimpel hield het vrijwel direct na aankomst voor gezien.
Geen nood, stelde ik mezelf gerust. Meer plaats voor andere vogels.
Maar vijf minuten later was het nog volledig uitgestorven. Na een vogelloos kwartier begon ik aan mezelf te twijfelen. Had ik iets verkeerd gedaan? Had de vaste tuinduif, Tiberius, de blogpost die ik over hem geschreven had gevonden en de rest opgestookt om mij en de tuin te boycotten? Was het omdat ik laatst een gewone vink voor een goudvink aan had gezien, en mijn teleurstelling niet had kunnen verbergen toen ik daarachter kwam? Of omdat ik, toen ik ergens anders in Nederland een goudhaantje zag, de dagen daarna gemokt had dat ik het ook wel leuk zou vinden om ter variatie er daar tien van in m’n tuin te hebben, in plaats van de gebruikelijke kostgangers?
Toen het half uur bijna om was, landde er een roodborstje voor het raam. Meewarig keek hij naar binnen, waar ik met witte knokkels mijn verrekijker vastgeklemd hield.
‘Was het iets wat ik gezegd heb?’ vroeg ik.
‘Tjirp,’ tjirpte de roodborst, en vloog weg.
‘Haal je de rest van de gang?’ riep ik hem achterna, maar de tuin bleef leeg.
Beschaamd stuurde ik mijn 1x koolmees, 1x pimpelmees, 1x roodborst naar de Vogelbescherming.
Toen ik een uur later weer eens de tuin in keek zag ik een groep kool- en pimpelmezen, een merel, een vink, twee Turkse tortels, een groep mussen en een staartmees.