
‘Er belde laatst iemand van Microsoft om te vertellen dat mijn computer een virus had’, deelt Dodo terloops mee.
‘Maar voor een half miljoen wilde hij je vast wel helpen?’
‘Nee, hij vroeg er maar driehonderd dollar voor!’ Dodo kijkt me opgetogen aan. Als ik niet enthousiast genoeg reageer voegt hij eraan toe, ‘Dat is maar 255 euro. De wisselkoers staat best gunstig.’
Dit klinkt verontrustend. ‘Je hebt het toch niet echt overgemaakt?’ vraag ik bezorgd.
‘Nee’, antwoordt hij teleurgesteld. ‘Hij hing op voor ik de kans kreeg.’
‘Híj hing op?’
‘Dus die man belt, zegt dat hij een hooggeplaatste technicus is bij Microsoft. Bill Gates?, vraag ik. Bleef hij héél vaag over. Hij had geen tijd om het over details te hebben, want er zat dus dat verschrikkelijke virus in mijn computer wat al mijn bestanden één voor één zou verwijderen.’
‘Heftig.’ Het heeft op dit punt geen enkele zin om te proberen in discussie te gaan. Dit is een kwestie van instemmen en uitzitten.
‘Hij vraagt of het mijn persoonlijke computer is. Ja, natuurlijk, zeg ik. Staan al m’n boodschappenlijstjes sinds 1998 op. M’n bucket list met treintrajecten. Een overzicht van mijn verzameling rugkrabbers.’
‘Waarom heb je –’, begin ik, maar ik weet niet waar ik moet beginnen. ‘Laat maar. Ga verder.’
‘Bill Gates was daar ook al niet erg in geïnteresseerd. Ik moest onmiddellijk naar een website om daar een code in te voeren en een programma te downloaden. Ik kreeg alleen steeds een foutmelding, dus ik vraag vriendelijk of het misschien mogelijk is dat hij de verkeerde code heeft. Werd hij heel boos over, maar ik zeg, Bill, laten we eerlijk zijn, het is bewezen dat je niet eens tot tien kunt tellen. Waar is Windows 9? Weet je zeker dat dat virus niet op jóúw computer staat? Veel gemompel aan de andere kant van de lijn. Ik moest maar naar taakbeheer gaan. Oh, sorry, zeg ik, dat gaat niet. Ik heb helemaal geen Windows. Ik heb een Macbook.’
Dodo kijkt teleurgesteld. ‘En toen hing hij op.’